C.S. Lewis, Gedachten over de Psalmen, [2009], 28 Als de joden hartgrondiger vervloekingen uitspraken dan de heidenen, dan kwam dit, denk ik, ten minste voor een deel doordat ze goed en kwaad serieuzer namen. Want als we hun tirades bekijken, dan merken we dat ze gewoonlijk niet alleen maar boos zijn omdat hun iets is aangedaan, maar omdat het iets is dat overduidelijk verkeerd is, verfoeilijk zowel voor God als voor het slachtoffer.
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Laat hem henengaan, als een [20]smeltende slak; [21]laat hen, [als] ener vrouwe [22]misdracht, de zon niet aanschouwen. 20. Hebr. een slak der smelting. 21. Alle goddeloze vijanden. 22. Of, misval. Zie Job 3:16; Pred.6:3.